Tekst Lutgart:

Een bijenvolk, ook wel een imme genoemd, vormt één geheel, door Jurgen Tautz in zijn boek “De bijen” een superorganisme genoemd. Als we de imme als één wezen bekijken, dan vormen de wasraten het skelet van dit wezen. De afzonderlijke bijen kan je dan zien als de cellen van het bijenvolk. Dit skelet is het eerste wat de bijen beginnen te bouwen als ze, als zwerm in een nieuwe behuizing komen. Al wat ze in hun verdere leven doen en maken is aan dit skelet, aan deze raten verbonden. Eitjes worden erin gelegd, de bij evolueert erin tot imago, koningin, dar en werkster, elk op zijn eigen manier en tempo. Honing en stuifmeel worden erin opgeslagen. Het dient, via onder andere de bijendans als communicatiemiddel.

Als de bijen zelf hun raten kunnen bouwen, dan kunnen ze hierin hun eigen wezen uitdrukken. Het ene volk heeft meer darrenraat, het ander zal meer gaten in de raten openlaten, weer een ander zal zijn eigen golvende beweging in de raten leggen,….

Als een zwerm begint te bouwen, doet ze dat steeds van boven naar beneden. De bijen maken, door zich met de pootjes aan mekaar vast te houden, een ketting, eerst klein, later steeds groter. Zo bouwen ze steeds in de vorm van een ei met de punt naar benedenen. Ze zullen ook nooit de voorkant (het dichts bij het vlieggat) volledig vast bouwen. Daardoor kunnen de raten beter meetrillen als de bijen met mekaar willen communiceren. De imme kan bij natuurbouw ook zelf bepalen hoeveel darrenraat ze nodig heeft. En er van uitgaande dat er in de natuur niets voor niets gebeurt, kan je concluderen dat deze darrenraat en de darren zeker een belangrijk onderdeel zijn van een gezond bijenvolk, ook al weten wij nog niet goed wat ze allemaal doen.

Dit alles in overweging nemend, als je de imme als één wezen kan zien, is het uitgesloten dat je in de raten gaat rommelen want daarmee schud je dit wonderbaarlijke wezen helemaal dooreen en verliest het zijn eigenheid en zijn sterkte en verzwak je het bijenbestand.

 

Tekst Tom:

De raten doen dienst als skelet, baarmoeder, voorraadplaats, communicatiemiddel, immuniteitssysteem (propolis), thermische isolatie en vochtigheidsschild. Ze zijn van vitaal belang voor een bijenvolk. De laat-negentiende eeuwse onderzoeker Ferdinand Gerstung omschreef het geheel van bijen en raat al als ‘Der Bien’ en de hedendaagse bioloog Jurgen Tautz spreekt met veel respect van een superorganisme.

Natuurlijke bijenhouders kiezen meestal voor “wildbouw” – aan toplatten of binnen kaders – omdat de bijen de raten bouwen volgens hun eigen inzichten. In commerciële waswafels steken vaak insecticides en hoewel de impact op de gezondheid vooralsnog niet helemaal bekend is, ligt het geval van de sjoemelwas uit 2016 op de Belgische markt héél fris in het geheugen.

Imkers geloven vrij algemeen dat waswafels de bijen heel wat werk zouden besparen.

Dat wordt ontkracht door volgende twee feiten:

  • Een studie berekende hoe lege natuurlijke raat 10.3g/dm², een waswafel 9.3g/dm² en raat gebouwd op een waswafel 16.7g/dm² wegen. Een waswafel betekent dus niet meer dan een besparing van slechts 2.9g/dm².
  • Abbé Warré ontdekte eerder toevallig hoe bijen hun raat even snel bouwen vanaf een starterstrip als vanop waswafels.

Kolonies die waswafels krijgen bouwen 5% darrencellen terwijl hun aantal van nature 17% bedraagt. Het is een bijna overbodige vraag of die grote discrepantie storend is voor de routine van een kolonie omdat de werkster op zoek moeten naar plaats in de hoeken van de kast om er darrencellen te bouwen.

Alles wat het aantal darren in een kolonie beperkt heeft invloed op de polyandrie (de voortplanting via bevruchting door meerdere mannelijke soortgenoten) van een kolonie en vermindert het aantal genetische lijnen. Studies toonden aan hoe een interkoloniale genetische diversiteit bijdraagt tot de homeostase (het in evenwicht houden van alle functies als temperatuur, vochtigheidsgraad…), de gezondheid en de overlevingskansen van een bijenvolk.

Naast hun rol in de voortplanting produceren darren 50% meer warmte per bij dan werksters. Daarom zijn de 1000 of wat darren (5.6% van het totaal) die gemiddeld in een in het wild levende kolonie aanwezig zijn meer dan plaatsverspilling; ze dragen net bij tot de warmtehuishouding van een bijenvolk.

Toch moeten we ook toegeven dat de raten in natuurlijk gehouden kolonies niet helemaal natuurlijk zijn. Meestal is het ook nog de imker en niet alleen de bijen die bepaalt hoe de raten eruit zien of op zijn minst hoe hun onderlinge organisatie eruit ziet. Zij of hij bepaalt de afstand tussen de raten door middel van toplatten of ramen met geleiders. Enkel in korven, stronken, lemen kasten en in bomen is de architectuur van de raten helemaal natuurlijk.

 

 

 

Alles van in de kast/ uitbouw van boven naar onder/geen koninginnerooster/broedbol – onderbreking/wasraten – geen waswafels/bouwdrang/ruimte voor ventilatie